Nederland voldoet vooralsnog niet aan het bredere beeld in geïndustrialiseerde landen, waarbij de inkomensongelijkheid is toegenomen door de kredietcrisis.
De club van westerse industrielanden concludeert op basis van nieuwe data over de periode vanaf 2007 tot en met 2011 dat de verschillen tussen bruto-inkomens in deze periode door de bank genomen groter zijn geworden.
Bij de besteedbare inkomen van huishoudens, dus na aftrek van belastingen en subsidies, is per saldo geen spraken van verandering. Maar de verschillen tussen landen zijn wel groot.
Nederland: per saldo minder ongelijkheid
Voor Nederland geldt dat zowel de verschillen tussen bruto-inkomens als de ongelijkheid in besteedbare inkomens is afgenomen in de periode van 2007 tot en met 2011. Dit is te zien in onderstaande grafiek (klik voor uitvergroting).
De OESO meet de ongelijkheid via de zogeheten Gini-coëfficiënt. Die geeft een uitslag van 0 tot 1, waarbij 0 staat voor volledige gelijkheid en 1 voor een volledig scheve verdeling, waarbij één persoon al het inkomen krijgt.
In Nederland zakte die graadmeter van 0,3 in 2007 naar 0,28 in 2011, op basis van het beschikbare inkomen. In alle 33 geïndustrialiseerde landen die lid zijn van de OESO stabiliseerde dit cijfer in doorsnee op 0,32. De ongelijkheid is in negen van die landen kleiner dan in Nederland.
Rijkste 10 procent daalt harder
Opvallend is verder dat volgens de OESO de 10 procent rijkste Nederlanders er wat betreft het besteedbare inkomen meer op achteruit is gegaan (min 3 procent), dan de 10 procent armste huishoudens (min 1,6 procent).
Dit is te zien onderstaande grafiek, waarbij het oranje driehoekje naar de 10 procent rijkste huishoudens verwijst en de blauwe punt naar de 10 procent laagste inkomens (klik voor uitvergroting).
Wel meer armoede in Nederland
De armoede in Nederland nam wel toe. In 2007 leefde volgens de OESO 6,7 procent van de Nederlanders onder de armoedegrens, in 2011 gold dat voor 7,8 procent. De armoedegrens werd daarbij gelegd op de helft van het inkomen dat in het midden ligt van de inkomensverdeling in het betreffende land.
Tot slot is de klap van de crisis per leeftijdsgroep ongelijk verdeeld. Net als in veel andere OESO-landen is het besteedbare inkomen van 65-plussers in Nederland relatief goed op peil gebleven. Jongeren tussen de 18 en 25 jaar daarentegen waren in 2011 qua besteedbaar inkomen een stuk slechter af dan in 2007.
(klik op grafiek voor uitvergroting)
Bron: Z24/ANP
Lees ook
Hogere salarissen bij ABN Amro, Dijsselbloem staat machteloos
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl